maandag 18 november 2013

Oldie


Afgelopen weekend liep ik een wedstrijd: de Bommelasloop.

Een halve marathon door het schitterende Buurseveen. Nu had ik voor die natuur weinig oog. Ik liep immers een wedstrijd en aangezien het tempo bij een halve marathon aardig hoog ligt heb ik daar bijna al mijn aandacht bij nodig. Daarboven op komt dat deze wedstrijd gedeeltelijk onverhard en op sommige delen zelfs blubberig is. Koppie erbij houden dus.
Eerst liep ik vlak achter een knaap. Voor ons liep een groepje van drie lopers waarvan twee te duiden zijn als jonge knapen. Daarvoor liep Benno, een oude rot in het loopvak, en vandaag koploper.
Eigenlijk wilde ik een beetje linkeballend achter die knaap aanlopen. Maar zonder erbij na te denken nam ik de kop over en moedigde de knaap aan om samen naar het trio toe te lopen: ‘kom op, kop over kop’.
‘Ik loop de 16’ hijgde de knaap. Sindsdien heb ik niets meer van hem vernomen. 



foto van de cross van vorige week; andere knaap.
Kilometer na kilometer liep ik op het trio te jagen. Het was duidelijk dat op het moment de jonge knapen op kop liepen het gat wat groter werd. Liep het oudje van de drie op kop dan kon ik wat dichterbij sluipen.
Benno was nooit meer in te halen.
Het oudje van de drie nam bij een post op zo’n 12 km tijd om te drinken. Die post sloeg ik over om hem in te halen en het tempo hard te houden.
We haalden lopers van andere afstanden in. Het oudje volgde. We haalden dames in, jonge dames, rennende dames met honden. Op zo’n moment moet ik ‘leuk doen’ en iets zeggen. Voor het oudje de genadeslag. Hij moest lossen, vermoedelijk in de wetenschap dat als ik nog ‘leuk’ kon zijn, ik nog lang niet moe was.

Niets is minder waar.

Ik zag Benno niet meer. Één van de jonkies liep slechts 16 km en was afgeslagen, de andere was verdwenen.
Ik liep hard, zo hard mogelijk en het wilde niet harder. Iets harder dan 15 kilometer per uur. Op derde positie, onmogelijk nog een plekje op te schuiven.
Na 1uur en 24 minuten en enkele uithijg minuten sprak ik Benno even. Het jonkie had hem toch nog te grazen genomen en Benno was tweede geworden.
Hij gunt het ze wel, die jonkies. Het zou gek zijn als ze hem niet zouden verslaan. Hij is immers al 46. ‘Jij bent toch ook al 50 geweest ?’ besloot hij zijn korte betoog.

Nee, Benno, zo oud ben ik nog niet.
Ik pakte mijn rugzak in en, nadat ik de organisatie even gedag had gezegd, begon ik mijn tien kilometer lange terugtocht zoals ik die ochtend ook gekomen was: hardlopend.
Ze moesten eens weten.
Die jonkies.
Ik, oud !?

 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten